HERNIA






Hernia betekent letterlijk ‘breuk’ of uitpuiling. Dat betekent in dit geval dat er een tussenwervelschijf uitpuilt buiten de normale tussenwervelschijfruimte, meestal onder in de rug. Een hernia in de rug wordt ook wel Hernia Nuclei Pulposie (HNP) genoemd.
Als deze uitpuiling drukt op een zenuwwortel ontstaan klachten zoals uitstralende pijn in billen, been en soms de voet. De huid kan anders aanvoelen (gevoelloos of juist geïrriteerd). Soms kan er sprake zijn van krachtverlies in bepaalde spieren, bijvoorbeeld een enkel of teen die niet goed bewogen kan worden. Deze klachten worden ook wel ‘radiculaire klachten’ (radix=wortel) of een radiculair syndroom genoemd.
Een hernia hoeft niet altijd pijn in de rug te geven. Maar als er rugpijn is, is deze vaak hevig en voelt stekend of scherp aan. Bij een hernia is bijna altijd sprake van pijn in het been. De pijn in het been verergert vaak bij hoesten, niezen, persen (op het toilet), zwaar tillen of bij bepaalde bewegingen. De klachten zijn dus afhankelijk van beweging en houding.
De meeste hernia’s komen voor in de onderste wervels, in de holte van de rug. Dit worden de lumbale wervels genoemd en een hernia in dit gebied heet een lumbale hernia.
Maar er zijn meerdere soorten hernia’s. Zo kan een zenuwwortel in de nek ook bekneld raken, dat heet een nekhernia of cervicale hernia. Hierbij straalt de pijn uit in de arm. De huid van de arm kan prikkelend of juist doof aanvoelen en soms is er sprake van krachtverlies in de arm of hand. Meestal is er geen pijn in de nek zelf.
Een hernia kan ook voorkomen bij een van de borstwervels. Dit zijn de wervels waar de ribben aan vast zitten. Een borstwervelhernia is echter zeldzaam. Een ander woord voor borstwervelhernia is ‘thoracale hernia’. De meest voorkomende klacht hierbij is krachts- en gevoelsverlies in de benen.
Een hernia is over het algemeen niet gevaarlijk. Bij verlammingsverschijnselen of verlies van controle van de blaas of darmen is het belangrijk zo snel mogelijk medische hulp te zoeken.
Een hernia hoeft overigens niet altijd klachten te geven. Het blijkt dat er mensen zijn die een hernia hebben zonder dit te weten.
Waardoor kan het komen?
Tussenwervelschijven worden tijdens het leven ouder en minder stevig en kunnen gaan uitpuilen. Bij ongeveer de helft van de mensen boven de 50 jaar is dit het geval. Dit geeft meestal geen problemen en kan als een normaal verouderingsproces gezien worden.
Waarom sommige mensen wel klachten krijgen is niet duidelijk. Rugklachten of hernia’s komen in bepaalde families wat meer voor. Zwaar werk met veel bukken en tillen kan wel meer rugklachten geven, maar het is niet de oorzaak van een hernia. Hernia’s komen even vaak voor bij mensen die licht werk doen als bij mensen die zwaar werk doen.
Een hernia (met klachten dus) komt relatief vaak bij jongere mensen voor, vaak tussen het 25e en 50e jaar.
Er kan een andere oorzaak van de klachten zijn, bijvoorbeeld wervelkanaalstenose of osteoporose. Heel zelden kunnen de klachten te maken hebben met kanker. Bij sommige vormen van kanker ontstaan uitzaaiingen in de wervelkolom. Vaak zijn er dan naast de ‘radiculaire klachten’ (zie ook hierboven) nog andere problemen zoals bijvoorbeeld sterk gewichtsverlies.
Hoe wordt het vastgesteld?
Een huisarts/fysiotherapeut kan op basis van de klachten en een lichamelijk onderzoek vaststellen of de klachten op een hernia wijzen. De huisarts doet enkele specifieke tests bijvoorbeeld de Proef van Lasègue of de tenen- en hielentest.
De huisarts kan ook de reflexen, onwillekeurige bewegingen, testen. Naast de bekende kniepeesreflex zijn er veel meer reflexen waarop een hernia een effect kan hebben. Normaal gesproken komt het onderbeen naar voren als de arts met een rubberen hamertje tegen de kniepees tikt. Door een beknelde zenuw kan deze reflex verstoord zijn.
Dit geldt ook voor de achillespees. Als de arts hier een tikje op geeft, buigt de voet iets. Niet alle reflexen worden met een hamertje getest, bij de voetzoolreflex bijvoorbeeld strijkt de arts met een puntig voorwerp over de voetzool. Reflexen zijn bij de een veel sterker dan bij de ander. Een arts zal altijd links en rechts met elkaar vergelijken.
Daarnaast kan de huisarts de tastzin, oftewel het gevoel, testen. De huisarts kan met een watje en prikkertje nagaan of de tastzin goed is.
Een röntgenfoto of scan heeft meestal niet veel zin. Bij dit soort onderzoeken worden beelden van de rug gemaakt. Het blijkt dat daarbij bij veel mensen afwijkingen aan de rug te zien zijn, zaken die net even iets anders zijn dan normaal. Maar de meeste mensen met deze afwijkingen hebben geen klachten.
Overigens kan het omgekeerde ook. Mensen met ernstige rugklachten hebben soms geen afwijkingen op de röntgenfoto of scan. Deze onderzoeken zijn dus niet nodig om de diagnose hernia te stellen.
Als de huisarts niet zeker is over de diagnose kan hij of zij iemand doorverwijzen naar een specialist. Als de medisch specialist denkt dat een operatie nodig is, worden wel scans en röntgenfoto’s gemaakt.
Ook kan de huisarts in een noodgeval doorverwijzen naar een specialist. Bij een ernstige beknelling van de zenuw kan een operatie nodig zijn. Als de klachten hierop duiden, verwijst de huisarts door naar de medisch specialist. Dit gebeurt als er plotseling verlammingen ontstaan of als eventuele bestaande verlammingen ernstiger worden, als men erg veel pijn blijft houden, ondanks rust en pijnstillers of als de huisarts denkt dat er sprake is van het cauda equina syndroom.
De medisch specialist (een orthopeed of neurochirurg) zal ook een aantal onderzoeken doen, als eerste vraagt hij of zij naar de klachten en doet een lichamelijk onderzoek. Daarnaast kan de medisch specialist een beeldvormend onderzoek laten doen dus foto’s of een scan laten maken zoals een MRI- of een CT-scan.
Een hernia heeft een ‘gunstig natuurlijk beloop’. Dat wil zeggen dat de klachten meestal vanzelf weer verdwijnen. De aanpak van een hernia heeft als doel dit herstel zo veel mogelijk te ondersteunen.
Veel mensen denken dat ze bij een hernia absolute rust moeten houden en ‘plat’ in bed moeten gaan liggen. Dit is niet het geval, hoe minder bedrust, hoe beter. Het is beter om gedoseerd rust te nemen, dat wil zeggen het rustiger aan doen, maar toch zo actief mogelijk blijven.
Hoe langer iemand bedrust neemt, hoe moeilijker het is om weer actief te worden. De conditie gaat erdoor achteruit en de spieren worden slapper.
Bij hevige pijn kan de huisarts pijnstillers voorschrijven. Soms kan de arts ook opioïden verstrekken, dit zijn pijnstillers die van opium zijn afgeleid. Deze medicijnen zijn bedoeld om de ergste pijn weg te nemen maar genezen de hernia niet.
De huisarts kan fysiotherapie aanraden. De fysiotherapeut helpt bij het opstellen van een activiteitenprogramma waarmee men stap voor stap steeds meer activiteiten ontwikkelt om weer te doen wat men gewend was.
Een andere mogelijkheid is oefentherapie Cesar en Mensendieck. Deze therapie houdt zich bezig met de houding en manier van bewegen.
Als de klachten niet afnemen of als er sprake is van uitvalverschijnselen, kan een herniaoperatie overwogen worden. Een herniaoperatie is een vrij grote operatie waar de specialisten jarenlange ervaring mee hebben en die vaak helpt tegen de radiculaire klachten maar niet tegen de rugpijn. Er zijn ook veel nieuwe methoden om een hernia met kleine ingrepen te behandelen, deze kunnen, mits uitgevoerd door een deskundige, bij sommige patiënten ook een goed resultaat geven.
Bij het cauda equina syndroom of bij plotseling toenemende klachten is vaak een spoedoperatie nodig.
Wie kan helpen?
Als de huisarts niet helemaal zeker is van de oorzaak van de klachten, kan hij of zij doorverwijzen naar een medisch specialist. Dit kan een neuroloog of orthopedisch chirurg (ook orthopeed genoemd) zijn.
De orthopedisch chirurg of orthopeed en neuroloog voeren herniaoperaties uit. Welke van deze twee wordt ingeschakeld, verschilt per ziekenhuis.
Daarnaast kan een fysiotherapeut en een oefentherapeut Cesar-Mensendieck helpen.
Ermee leven



“Ik heb altijd vrij veel gesport, hardlopen, fitness, zwemmen, wandelen. Afgelopen voorjaar trainde ik voor de Nijmeegse vierdaagse maar een paar weken voor dat deze begon, kon ik opeens nauwelijks meer staan en lopen van de rugpijn met een knellend en brandend gevoel in mijn linkerbeen tot aan mijn enkel.
Ik vond dat de huisarts een te afwachtende houding aannam en ik wilde dat er iets zou gebeuren. Zodoende ben ik doorverwezen naar de fysiotherapeut en orthopeed.
Ik heb een zittend beroep en ervaar het sporten als heel prettig. Maar ik ben het wel veel kalmer aan gaan doen dan een paar jaar geleden. In mijn omgeving verneem ik naast opbeurende geluiden ook negatieve reacties. Mensen vinden dat ik mijn rugklachten aan mezelf te danken heb door het sporten en dat ik hier maar mee moet stoppen. Maar de fysiotherapeut zegt juist dat sporten goed is omdat ik een zittend beroep heb.
Ik ben dan ook van plan om zoveel mogelijk te blijven sporten, alleen wat minder intensief maar waarbij je na afloop toch een lekker kwik gevoel krijgt. Ook let ik op wat ik eet, veel groente, fruit, brood en melkproducten.
Op mijn werk probeer ik niet te lang in dezelfde houding te blijven zitten. Af en toe van je plaats afgaan door bijvoorbeeld vaker naar de printer of het kopieerapparaat te lopen. Op de wc strek ik even mijn rug en doe ik wat kleine oefeningen. Tegen de mensen die negatief zijn over mijn sporten, zeg ik dat ik dat als ik nooit had gesport, ik waarschijnlijk al veel eerder last had gekregen van mijn rug of andere kwalen.”


Bronnen: Zorgboek Hernia, 2004
Online bronnen: Kenniscentrum Arbeid en Klachten Bewegingsapparaat; Nederlands Huisartsen Genootschap