CUBITALE TUNNEL SYNDROOM

De nervus ulnaris loopt via de oksel naar de arm (op deze afbeelding de gele zenuw uiterst rechst). (Sobotta)Bij het Cubitale tunnelsyndroom wordt er druk of rek uitgeoefend op de zenuw (nervus ulnaris) ter hoogte van de elleboog. Als men dit plekje stoot, voelt men tintelingen, dit plekje staat ook wel bekend als het ‘telefoonbotje’.

Verschijnselen die bij het cubitale tunnelsyndroom op kunnen treden zijn:

  • tinteling vanaf de elleboog tot de pink
  • krachtsvermindering van spieren in de hand
  • een veranderd gevoel

Het Cubitale tunnelsyndroom valt onder CANS, dit staat voor ‘complaints of the arm, neck and/or shoulder’ oftewel klachten aan de arm, nek en/of schouder. Dit is een omschrijving van een klachtencomplex die door veel zorgverleners wordt gehanteerd.
Waardoor kan het komen?
Het Cubitale tunnelsyndroom kan ontstaan door het veelvuldig strekken van de elleboog waardoor de zenuw teveel wordt gerekt. Ook kan luxatie van de zenuw een oorzaak zijn: de zenuw loopt niet goed door zijn groeve waardoor dit klachten oplevert.
Daarnaast kan een eerdere breuk van de arm de oorzaak zijn; de breuk heeft een standsverandering van de onderarm als gevolg waardoor de klachten ontstaan.
Hoe wordt het vastgesteld?
De huisarts kan door middel van anamnese en lichamelijk onderzoek vaststellen dat het gaat om het cubitale tunnelsyndroom
Wat kan helpen?
De behandelend arts zal adviseren om overmatige belasting van de elleboog te vermijden. In de meeste gevallen verdwijnen de klachten dan vanzelf.
Als de klachten echter aanhouden, kan een operatie overwogen worden. In dat geval wordt de zenuw verplaatst zodat overrekking van de zenuw wordt voorkomen.
Wie kan helpen?
De huisarts voert als eerste de behandeling uit. Een operatie wordt meestal door een neurochirurg uitgevoerd.
Ermee leven
Het is belangrijk om overmatige belasting te vermijden.
Bepaalde werkzaamheden kunnen echter moeilijk zijn zodat sommige mensen zich misschien kortdurend ziek melden. Het is over het algemeen gunstiger voor het herstel om naar het werk te blijven gaan en het werk tijdelijk aan te passen. Hiervoor kan overleg met de leidinggevende of bedrijfsarts nuttig zijn. Als werken tijdelijk niet lukt, is het raadzaam om wel contact te houden met collega’s en leidinggevenden.
Iemand die zich niet ziek meldt, kan wel een afspraak maken met de bedrijfsarts of de bedrijfsverpleegkundige om de problemen op het werk te bespreken. Misschien is het mogelijk om met kleine aanpassingen aan het werk te blijven. Informatie over het open spreekuur kunt u krijgen bij de arbodienst van uw werk.
Tegenwoordig is het wettelijk geregeld dat zowel de werkgever als de werknemer zich moeten inzetten voor hervatting van het werk (’Wet Verbetering Poortwachter’).
Bronnen: Het Saltsa Rapport – J. K. Sluiter, Orthopedie – prof. dr. J.A.N. Verhaar